Wat doet delen met je? Deel III

Delen of juist niet

Je hebt misschien die natuurfilms gezien waarin een dier zijn prooi niet wil afstaan. Het eten, zelf veroverd door het dier en wil dat niet delen met anderen. Soms lukt het om het eten voor zichzelf te houden maar soms wordt het weggejaagd door andere dieren en was de jacht voor niks. Maar misschien heb je ook wel gezien hoe eten door een groep juist wél gedeeld wordt. Als groep jagen en van de opbrengst kunnen delen zodat ieder zijn eten krijgt.

Wij mensen delen ook. Een kind kan zo heerlijk zijn ijsje tegen vader of moeder aanhouden, ook proeven? Of een vader die zijn kind een hapje van zijn taart geeft – en vervolgens zijn taartje kwijt is aan dat kind 😉

Iemand komt enthousiast thuis en begint meteen te vertellen want het heeft van alles beleeft.

Of mensen maken iets mee en delen dit in een lotgenotengroep.

Delen – het zit in ons DNA.

Maar waar komt dit vandaan en wat doet dit met ons? Waarom doen we dit? Wat maakt dat we dit doen? Wat levert het ons op?

Het allereerste begin

Hiervoor gaan we terug naar het begin. Weer naar de hof van Eden.

God zei: ”laat ons mensen maken naar Ons beeld”. God zocht een ‘gelijke’ die kon delen in wat Hij geschapen had. Hij was in zichzelf niet alleen en tóch verlangde Hij ernaar iets te creëren waarmee Hij Zijn schepping kon delen. Naar Zijn gelijkenis zijn we gemaakt. Dit houdt in dat we Zijn kernmerken dragen. Delen in Zijn DNA – zou je kunnen zeggen.

God formeerde Adam. Vervolgens ervoer Adam precies hetzelfde als God zelf – hij miste ‘iets of iemand’ om mee te delen wat Hij beleefde, zag, hoorde en om mee samen te werken. Geen schepsel die hij tot dan toe had gezien had het vermogen om dit te volbrengen. Hoewel God het initiatief hiertoe nam kun je uit de reactie van Adam op Eva merken dat hij iets bij háár vond wat hij niet bij al de eerdere schepsels gevonden had.

En God maakte uit Adam nóg een mens – Eva. De geschiedenis herhaalt zich – een creatie naar het beeld van Adam – en dus naar het beeld van God – werd leven in geblazen.

De oorsprong in het delen van ons leven en ons doen en laten en onze spullen komt vanuit God zélf. Het is een daad vanuit God; niet uit eenzaamheid maar vanuit goedheid.

Delen of niet (kunnen) delen

Wanneer je iets deelt geeft het vaak een ‘goed’ gevoel. Nou – dit kon wel eens kloppen, denk je niet? Delen geeft verbondenheid. Een connectie die gelegd wordt. Delen bouwt op, ook wel constructief genoemd. Er zijn dan ook meerdere bekende uitspraken als: ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen’ of ‘wie geeft wat hij heeft is waard dat hij leeft.’

Delen geeft verbondenheid. Niet kunnen of mogen delen geeft daarentegen een blokkade. Een mens die niet kan of mag delen wordt geblokkeerd in een wezenlijk element van zichzelf. Een kind wil van nature iets terugdoen naar papa en mama. Wanneer dit geblokkeerd wordt kan het schadelijk zijn voor de ontwikkeling van het kind. Een vriend of vriendin die niet iets terug kan of mag doen wordt geblokkeerd in het delen. Het wordt een relatie met éénrichtingsverkeer. Deze relaties zijn kwetsbaar en de vraag is of het gezond is. In het contextueel denken wordt niet voor niets gesproken over de balans van geven en ontvangen. Wanneer deze uit balans is gebeurt er iets binnen de relatie.

Delen is geven en ontvangen. Tegelijkertijd. Geven is ontvangen en ontvangen is geven. Maar dit komt alleen tot stand wanneer er iets gedeeld wordt. Dit kan voedsel, een product zijn maar ook een mening of een gebeurtenis.

Delen is essentieel in het menselijk bestaan…

Dit vind je misschien ook leuk...